Het weidemolentje aan de Liede
Bron: jaarverslag Vereniging "Haerlem".
In 1950 werd actie gevoerd voor het in oorlogstijd verdwenen weidemolentje aan de Liede, daar waar de spoorlijn Haarlem- Amsterdam dit water kruist.
De huurder van het land wilde er aanvankelijk een ijzeren 'maalgeval' plaatsen, maar dankzij inspanningen van het bestuurslid H.B.E. Warnaars kon een nieuw houten weidemolentje besteld worden bij molenmaker Jongejans in Westzaan. Dit kwam in eigendom aan de regenten van het St. Elisabeth's Gasthuis, daar het omringende land ook van het Gasthuis was. De kosten bedroegen ƒ 833,-- waarin Vereniging "Haerlem" ƒ 100,-- bijdroeg.
Op 29 februari 1952 werd het molentje naar de nieuwe plaats vervoerd. In 1953 werd de makelaar van het molentje versierd met de drie kronen van het St. Elisabeth's Gasthuis, (volgens de overlevering: Bohemen, Hongarije en Thüringen), vervaardigd van gedreven koper op de Amsterdamse Ir. W. Maas Geesteranus school.
De officiële ingebruikneming vond plaats op 27 juni 1953. Vanuit de trein was nu, even ten noorden van de spoorlijn, een kittig groen molentje te zien.
Opnieuw kwam Warnaars in actie toen in 1960 het molentje stuk woei en de herstelkosten op ƒ400,-- begroot werden. In mei van dat jaar berichtte hij dat het molentje weer overeind stond. Enkele jaren later ging het molentje met de landerijen in eigendom over aan de gemeente Haarlem. Een somber slot van dit initiatief was de mededeling van Warnaars in de bestuursvergadering van 17 april 1969: "Het molentje is verdwenen"!
Onbekenden bleken er met het molentje vandoor te zijn gegaan.
Tien jaar later, omstreeks 1979 ontdekte Peter Hammann, de latere voorzitter van de SMZK de restanten van het weidemolentje in desolate staat in een Overveense tuin. Hij verzocht de bezitter of hij het molentje mocht opknappen. Deze man was dit ooit zelf van plan. Na een eerste afwijzing werden enige tijd later de restanten toch aangeboden, maar wel met de verplichting om het molentje ook daadwerkelijk weer te herbouwen. De restanten van dit "Beukinkmolentje" hebben daarna nog een tijd als expositiemateriaal bij poldermolen De Veer gelegen waar Peter toentertijd molenaar was en woonde. De onderdelen kwamen, toen de SMZK een werkplaats verwierf, aldaar terecht.
De Kleine Veer
Het lag in de bedoeling om het molentje te restaureren, maar na een korte inspectie werd besloten om het molentje na te bouwen, omdat de meeste onderdelen zwaar verrot bleken te zijn. In 1990 werd er door aannemer H. van der Linden alvast een nieuwe onderkast gebouwd en werd er door onze secretaris, Frits Breen, aan de hand van de restanten een werktekening gemaakt.
Van de oude weidemolen werden alleen het bovenwiel (zonder kammen), de penbalk met het kogellager en het zeteltje hergebruikt. De overige onderdelen zijn daarna vervaardigd uit voornamelijk restmateriaal.
Het molentje heeft, in afwachting op een definitieve bestemming, ongeveer een jaar naast poldermolen De Veer staan proefdraaien. Een nieuwe naam was daarom niet moeilijk te vinden. Een definitieve bestemming voor De Kleine Veer werd ook gevonden. Het Recreatieschap Spaarnwoude, eigenaar van molen De Veer, wist dat de pachter van een stuk buitendijks land,een weidemolen goed kon gebruiken voor het bevloeien van een natuurgebiedje. Landschap Noord-Holland wist wel raad met de kleine molen.
Op 11 november 1994 is De Kleine Veer op een kleine 100 meter van zijn oude plek teruggezet. Het terrein staat bekend als "de oeverlanden aan de Liede. Het is een buitendijks rietland dat omringd is door het water van de Liede. De poel in dit gebiedje wordt door het molentje nat gehouden. Het molentje maalt dus in en niet uit. Een natuurlijke overstort voorkomt dat er teveel water kan worden ingemalen. Het beschermde gebied is een uitstekende plaats voor zeldzame broedende watervogels, zoals de rietzangers en de roerdomp en plantensoorten zoals de orchidee.
De betonnen bak waar de molen op verankerd staat is gebouwd en geplaatst door de Grontmij die toentertijd bezig was met de herinrichting van de Veerpolder.
Op 13 juni 1995 is de De Kleine Veer officieel door Stichting Molens Zuid-Kennemerland overgedragen aan Het Noord-Hollands Landschap. De Kleine Veer is nu eigendom van Landschap Noord-Holland. De SMZK blijft het onderhoud van De Kleine Veer verzorgen.
Op 27 oktober 2002 blies een zware storm het molentje, net als zijn voorganger, van zijn voetstuk. er moest weee het een en ander worden vernieuwd en versterkt. Na een klein jaartje afwezig te zijn geweest is het molentje weer teruggeplaatst. Hopelijk voor een nog veel langere tijd.
Hier onder volgt een aardige fotoreportage van de bouw van De Kleine Veer.
De oude kast.
De oude koker met het zeteltje.
De oude bovenas en de onderste helft van de spil met de waaier of roerom.
De oude onderdelen zijn samengesteld.
De grondplaat met de nieuwe hoekstijlen en de oude koker.
De nieuwe kast met de nieuwe as en bovenwiel. De oude bonkelaar ligt in de kast.
24 kammen in het bovenwiel op 9 kammen van de bonkelaar geeft een versnelling van 24 : 9 = 2,7
De bovenas met het wiel.
De buitenkant van de kast en de kap zijn van grenen multipex gemaakt.
Een nieuw stel wieken van Amerikaans Eiken (pallethout) met grenen hekwerk.
Een heel moderne waaierpomp of roerom van glasvezel-polyesther. De waaierpomp ligt onder water vast op twee randen van de betonnen onderbouw. Het water stroomt door de openingen van de deksel en de bodemplaat en wordt door de ronddraaiende waaierbladen naar buiten geslingerd waardoor het water via een buis enkele meters achter de molen en kleine halve meter hoger uitpompt.
Het deksel is verwijderd.
De weidemolen krijgt zijn vaste vormen. De bekleding en de staart zijn gemaakt van oud vloerhout uit een slooppand. ( De eerste werkplaats van de SMZK op de Papentorenvest). De eiken tussenplaten van de kast zijn net als de roedes van pallethout. Het grenen plaathout van de kast diende eerder als gereedschapsbord. Als je in de kast kijkt kun je nog steeds zien waar de nijptang de zaag en de schroevendraaiers hingen.
De weidemolen is zelfkruiend door de grote staart die achter uit de kast steekt.
'Een kittig groen molentje' stond er in het verslag. Dus... geen zwart geteerde weidemolen, maar een kittig groen molentje. Alle onderdelen gaan dus in de groene schakelverf.
Droogdraaien op het erf van zijn grote broer. Poldermolen de Veer.
Dit is echter niet de bedoeling. Dit heet een grote tuinmolen, en wat wil je met die hoge bomen?
Nee, zo blijft het nog steeds een tuinmolen. Verzin wat anders.
Jaaa... hier staat ie goed. De definitieve plek aan het rietland op de betonnen bak.
Op de voorgrond de sloot die in verbinding staat met de Liede, rechts de poel op het rietland. Rechts achter de molen zie je nog net het eind van de wateropvoerbuis boven het erf uitsteken. Van hieruit stroomt het water naar de poel.
Het blijft een leuke woordspeling. De Kleine Veer. Penningsveer, waar je voor een penning met een veerpontje werd overgezet als je van of naar Amsterdam wilde reizen.
De overdracht aan Landschap Noord-Holland. 13 juni 1995.
Na 26 jaren staat er weer een weidemolen aan de Liede.
De Kleine Veer.